Waar Jan Carel Josephus ooit zijn eerste zeemijlen voer, op de Zuyderzee en vervolgens de Waddenzee, dat is waar het HRD haar 2e Lustrumactiviteit doorbracht. Vanuit de haven van het Friese vasteland, waar eerst op de Doutzens van het prachtige Friesche land werd gejaagd in het pittoreske Harlingen, zette men koers richting de Brandaris, welke zeevaarders voor een aanvaring met Terschelling behoedt.

Dit alles werd echter voorafgegaan door een tocht door het schilderachtige Giethoorn, waarbij meermaals elkaars boten werden geënterd. Desondanks raakte niemand tussen wal en schip (of schip en schip). Na deze ‘fluisterboten’ weer in goede staat te hebben ingeleverd zette de bemanning haar reis voort richting de Friesche kust. Na nog geen kwartier rijden werd deze tocht alweer onderbroken door een bezoek aan het ouderlijk huys van Arjen Kramer, alwaar de koteletten en de spiezen gaar werden op de braai.

Waar het HRD het ruime sop opzocht, met de laat-negentiende eeuwse Tjalk, werd de bemanning aan het werk gezet en toonde zij te bezitten over voldoende zeemansbloed zoals dat bij Van Speykers door de aderen giert. Na aankomst mochten ook de eilandbewoners kennismaken met de Eindhovensche zeelieden, die eenmaal aan wal direct de toon zetten. Na een avond met campingvolk te hebben geïntegreerd, was het tijd om weer naar het vasteland te varen, waarbij de strijd met andere Tjalken en Clippers duidelijk werd gewonnen. Deze lustrumeditie van het Zeylvermaeck smaakt dan ook naar meer!